Onwillig willig blind voor wereldglans
Kroop 'k, rups, door 't filosofisch oerwoud graag:
Door wijd, mephitisch duister woei geen vlaag,
Boorde geen schoonheid, scheef, haar zonnelans;
Drad'rig, soms-geurig duitsch, steeds-kleurig fransch
Vulde met vezels mijn begeer'ge maag,
Afschrikkend vaak, vaak lokkend mijn geknaag:
Baumgarten, Fichte, Strauss en Rosenkranz.
Toen kwam; stormend, mijn najaar; en ik spon
Uit eindelooze vaalheid van verdriet
Me een wereld-buitensluitende kokon;
En wachtte stil. Tot ik de pop verliet.
Nu vlinder 'k door natuur en eigen lied,
Uw koninginnepage, O Brahman's Zon!
Brahman. Deel 1 (1919)–J.A. Dèr Mouw